Monumenten langs de weg

Als je door Nederland rijdt dan zie je ze regelmatig. Monumenten langs de weg. Een bos bloemen, een kruis of een ander gedenkteken. Meestal als een herinnering aan een geliefd iemand die op die plek verongelukt is. Een plek waar nabestaanden hun herinneringen vasthouden aan wie ze op die plek verloren hebben. Maar een monument kan ook een positieve betekenis hebben. Je ziet ze ook wel, misschien in het buitenland meer dan in ons land, een gedenkteken om een gewonnen veldslag in herinnering te houden. Ook in de Bijbel lees je er vaak over.

Toen ik enige tijd geleden mijn getuigenis mocht geven, heb ik bij de voorbereiding daarvan vaak gedacht aan de volgende tekst: Herinnert u zich hoe de Heer u veertig jaar lang door de woestijn leidde?? Vergeet nooit dat de Heer, uw God, u kracht geeft om rijk te worden. (Deut.8:2, 18). Dan dacht ik na over Gods reis met het volk Israël en ik ontdekte dat er heel veel plaatsen zijn in de bijbel waar mensen, nadat ze God ontmoet hadden, een teken oprichtten. Ze bouwden een altaar, richtten een steen op, gaven die plaats een bijzondere naam. Zo gaf God ook opdracht aan zijn volk om zijn woord te bewaren in hun hart, het te binden op hun voorhoofd en hun hand en het te schrijven op hun deurpost om er telkens maar weer aan herinnerd te worden. Ook geeft God zelf soms zo’n gedenkteken, denk maar aan de regenboog. En mensen doen dat nog steeds. Ze maken fotoboeken, ze geven elkaar een ring, ze plaatsen een vlag op een bergtop die ze beklommen hebben, etc. In mijn leven heeft God ook zulke gedenkwaardige plaatsen gegeven. Ik wil daar iets van vertellen. Maar vooraf iets over mijn eigen leven. (De oplettende lezer zal opmerken, dat een deel van mijn verhaal in een ander verband al eens in BinnensteBuiten heeft gestaan, maar voor de volledigheid vertel ik sommige dingen toch nog maar een keer.)

Levensverhaal

Ik ben opgegroeid in een groot gezin, zevende in de rij van negen kinderen. Ook al waren de omstandigheden niet altijd gemakkelijk, elk kind is welkom geweest. Mijn ouders hebben hun leven lang hard gewerkt, alle kinderen mochten doorleren om een goede plaats in de maatschappij te kunnen verwerven. Dat was een belangrijk doel voor hen, dat was het belangrijkste wat zij hun kinderen konden meegeven. Verder waren ze op een bepaalde manier ook echt zorgzaam, in wat voor situatie we ook verzeild geraakt waren, we konden altijd bij ze aankloppen, de deur was nooit dicht voor de kinderen. Ook voor anderen stond de deur ver open, vrienden mochten altijd meekomen, ze konden altijd mee-eten, etc.

Als je mij een paar jaar geleden gevraagd zou hebben uit wat voor nest ik kom, dan zou ik alleen met positieve dingen gekomen zijn. Ik zou ook verteld hebben dat ik een prima leven had, een goede baan, een eigen huis en auto, God die voor me zorgt, veel kennissen en enkele vrienden….. Nou ja, ik was wel alleen, dat vond ik niet echt fijn.

Dit was het beeld dat ik aan anderen liet zien en waar ik zelf ook in geloofde, hoewel ….. er waren momenten dat ik mij heel goed realiseerde dat dat de buitenkant was, wat er diep binnen in mij leefde, dat liet ik niet aan anderen zien en daar wilde ik zelf ook maar zo weinig mogelijk mee bezig zijn. Ondertussen voelde ik mezelf een witgepleisterd graf: vanbuiten mooi, witgepleisterd, maar vanbinnen vol ongerechtigheid. Zo leefde ik door totdat ik ongeveer 10 jaar geleden overspannen raakte, ik werd depressief, ik kwam bij de psychiater terecht. Ik had altijd geleerd om flink te zijn, niet te zeuren, maar door te pakken en dat wilde ik nu ook. Ik nam me voor om weer snel beter te worden, ik wilde er alles aan doen wat in mijn vermogen lag, ik wist dat ik moest gaan praten, iets wat ik heel moeilijk vond. Ik wilde over alles praten, maar over een ding niet!!

Ik had lesbische gevoelens en een probleem om als alleenstaande om te gaan met seksualiteit, dat was een groot geheim in mijn leven, ik kon en wilde er niet over praten. Het hield mij gevangen. Ik had muren van zelfbescherming om mij heen opgetrokken, maar daarmee had ik mijzelf ook opgesloten binnen die muren en was er geen echt contact met anderen meer mogelijk.

Hoewel mijn ouders zorgzaam waren en alles deden wat in hun vermogen lag om de kinderen het goede te geven, toch waren zij beiden niet in staat om mij emotioneel te geven wat ik als kind nodig had. Ik trok me in mezelf terug, ik kwam ook niet echt in contact met leeftijdsgenoten. Mijn leven was daardoor leeg en eenzaam. Op de lagere en middelbare school had ik nooit vrienden of vriendinnen. En ik geloofde dat niemand enig belang aan mij hechtte.

Na mijn bekering sloot ik mij aan bij een behoudende geloofsgemeenschap, waarin de vrouw niet echt een plaats had en omdat ik toch al weinig gevoel van eigenwaarde had, raakte ik steeds meer vervreemd van mijzelf en van mijn vrouw-zijn. De boodschap voor mij was dat het niet goed was om vrouw te zijn. Ik ging steeds meer een hekel krijgen aan de vrouw die lange haren moest hebben, een rok moest dragen, op zondag het hoofd moest bedekken en alleen maar geschikt was voor zondagschoolwerk en koffie schenken. Het versterkte ook mijn negatieve gevoelens ten opzichte van mannen, ik ging hen steeds meer minachten. Wat hij kon, kon ik zelf ook, zo niet beter. Ik wilde niet afhankelijk van hem zijn, niet op hem vertrouwen. Ik vervreemde steeds meer van het goede vrouwelijke dat God in mij gelegd had. Ik ging mij wapenen met wat Leanne Payne ‘valse mannelijkheid’ noemt en ik was niet meer in staat om het goede wat het andere geslacht te bieden heeft te zien, laat staan te ontvangen.

Ik was niet in staat om anderen echt lief te hebben op een manier zoals God dat wil, ik was op zoek naar de liefde van mijn moeder, die ik als kind gemist had en mijn verlangen naar liefde richtte zich op andere vrouwen. Ik wilde niet meer gekwetst worden door mannen en keerde me daardoor steeds meer van hen af. Mijn verlangen naar liefde werd een homoseksueel verlangen. Het was mijn reactie op de verwondingen die ik in mijn leven had opgelopen.

Ik ging meer en meer een invulling geven aan de leegte die er in mijn leven was, die niet in overeenstemming was met Gods bedoeling met mijn leven. Ik had seksuele fantasieën, soms speelden mannen daarbij een rol, maar dat was altijd op een gewelddadige, overweldigende manier. Steeds meer richtte ik mijn gedachten daarbij op vrouwen, wat mij veel meer een gevoel van veiligheid en tederheid gaf. Geregeld was ik ’s avonds laat aan het zappen op TV of surfen op internet.

Elke keer leidde dat weer tot geweldig veel schaamte en schuldgevoel en weer belijden van de zonden en weer het voornemen om het nooit meer te doen, om vervolgens weer in de fout te gaan ……

Met God op weg

Dit is in kort bestek ruim 50 jaar van mijn levensgeschiedenis. Maar in de jaren die daarna kwamen heeft God opmerkelijke dingen in mijn leven gedaan. Tijdens mijn levensreis met God vanuit Egypte naar het Beloofde Land heb ik op bijzondere plaatsen altaren gebouwd, stenen opgericht… Enkele van die plaatsen wil ik met jullie bezoeken.

Een altaar bouwen

Op een avond december 2000 had ik met enkele collega’s gebeden. Er was echt heel indringend gebeden dat God met zijn Geest zou komen in levens van mensen en dat Hij mensen zou gaan veranderen. Toen ik daarna in mijn auto naar huis reed, was ik mij heel bewust van het appèl dat God op dat moment op mij deed. Ik wist dat ik in de toekomst niet met die collega’s kon blijven bidden als ik niet bereid was om God toegang te geven tot de diepten van mijn hart en Hem toe te staan zijn veranderend werk in mijn leven te doen. En ik heb JA gezegd. Ik vergelijk dat met een altaar, waar ik mijzelf opnieuw heb overgegeven aan God. Het is een plek waar ik vaak moet terugkeren. Om twee redenen: om te zien wat God al tot stand gebracht heeft in mijn leven sinds die avond en om steeds opnieuw weer bereid te zijn om God verder te laten gaan met zijn werk.

Een steen oprichten

Een van de eerste issues in mijn leven waarin God mij wilde veranderen was mijn vrouw-zijn. Ik had mijzelf afgewezen als vrouw, ik wilde geen vrouw zijn! Ik was geen man en wilde dat ook niet zijn, maar wat bleef er dan nog over?? In mijn houding gedroeg ik mij masculien, mijn uiterlijk verwaarloosde ik, een confrontatie met mezelf vermeed ik. Ik had thuis alleen spiegels waarin ik mijn hoofd kon zien en als ik in een hotel of zo was, waar de spiegel groter was, dan wilde ik mezelf niet zien. Ik werd uitgedaagd om een grote spiegel te kopen en heel bewust naar mezelf te kijken. Om samen met de Heer Jezus voor die spiegel te staan en naar mezelf te kijken. Ik heb dat gedaan en ik heb zijn woorden over mij gehoord: Je bent mijn dochter, ik heb jou als vrouw gewild! Je bent prachtig, Ik ben trots op je! De spiegel hangt nog steeds in mijn slaapkamer. Als een opgerichte steen! Ik kom er heel vaak terug. Het is de plaats waar ik geleerd heb om het goede dat God mij in mijn vrouw-zijn gegeven heeft, te zegenen. Het is de plaats waar ik zelf getuige kon zijn van het werk van God in mijn leven. Innerlijke veranderingen werden daar uiterlijk zichtbaar. Soms hielp het om in geloof uiterlijk te veranderen (bv. door voor het eerst sinds jaren weer een rok te dragen) en daardoor innerlijk bevestigd te worden in mijn vrouw-zijn.

Als een zegel…

In diezelfde periode kocht ik een pyjama met de tekst: Wij kijken naar een vrouw, die speelt met haar identiteit, het is een zaak van totale vrijheid, geen angst, geen grenzen. Zoals de Joden een band om hun voorhoofd en arm moesten dragen om zich het woord van God te blijven herinneren, zo heb ik jarenlang vrijwel elke nacht in deze pyjama geslapen. Al die jaren was het een zegel op mijn hart, al die jaren was het Gods belofte over wie ik werkelijk ben.

Een klein zaadje

Enkele jaren geleden was ik bij een kleine bijeenkomst waar ook Andy Comisky, de oprichter van Living Waters, aanwezig was. Hij vertelde wat over zijn werk en beantwoordde wat vragen van aanwezigen. Hij deed daar een, voor mij, opmerkelijke uitspraak, die in de volgende bewoordingen in mijn herinnering is gebleven: God heeft de mens geschapen naar zijn beeld en Hij wil dat wij veranderen en steeds meer op dat beeld gaan lijken. Dat beeld van God, waarnaar wij geschapen zijn, is heteroseksueel. Meer op Hem gaan lijken betekent impliciet groeien naar heteroseksualiteit. Op die plek heb ik een klein piketpaaltje geslagen. Intuïtief wist ik dat dit belangrijk was, ik kon het niet echt vatten, ik kon het nog niet daadwerkelijk geloven, maar diep in mijn hart wist ik dat het Gods waarheid was over mijn leven. Ook dit is een plek waar ik steeds weer terug moet komen om die waarheid vast te houden en daarin te groeien. In het begin zag ik niets, maar er was wel een zaadje gezaaid. Op gegeven moment kwam er een klein plantje, een paar blaadjes en langzamerhand ga ik vruchten zien in mijn eigen leven.

Gewijde palen omhakken

Ik heb ervaren dat ik op verschillende plaatsen zo’n gedenkteken mocht oprichten, maar ik heb ook moeten leren dat je soms moet afbreken voordat God verder kan bouwen. Gideon is zo’n voorbeeld uit de bijbel die het altaar van Baal omver moest halen en de gewijde paal moest omhakken voordat het altaar van de Heer weer kon worden opgebouwd en het volk de overwinning kon behalen. Vele jaren lang was ik bevriend met een vrouw, zij was altijd mijn beste vriendin. Kort na mijn bekering, ruim 30 jaar geleden, leerde ik haar kennen. Dat was iets bijzonders voor mij, eigenlijk was zij de eerste persoon die echt in mijn leven binnenkwam. Zij betekende veel voor mij, ik genoot ervan haar kinderen te zien opgroeien, was in haar gezin ‘kind aan huis’. Maar wat ik niet in de gaten had, was dat ik haar op een voetstuk had geplaatst, ik had haar nodig om mij goed te voelen, ik wilde van haar horen wie ik was, in plaats van dat ik daarmee naar God toe ging.(De bijbel noemt dat afgoderij.) Toen er een breuk kwam in onze relatie, was ik volslagen wanhopig, eerst probeerde ik haar koste wat kost vast te houden, later probeerde ik los te laten en het aan God over te geven, maar dat was een jarenlange strijd. Op een avond werd er voor mij gebeden dat de banden waarmee ik nog aan haar verbonden was, zouden worden doorgesneden. De volgende ochtend, toen ik wakker werd, was het eerste wat ik van God hoorde: Je moet je ring afdoen. Ik heb dat gedaan. Ik heb de ring in een doosje gelegd in de hoop dat ik de ring weer zou kunnen dragen als de relatie hersteld zou zijn. Enkele dagen daarna heb ik een andere ring gekocht: een teken van mijn verbond met God!

Onlangs liet God mij zien, dat ik nog verder moest gaan in het loslaten van deze vrouw, die mij zo dierbaar was. Het was niet meer genoeg om de ring af te doen, het was tijd om de ring terug te geven. Een gewijde paal moest worden omgehakt, maar een altaar voor God mocht ervoor in de plaats komen! Daardoor komt er ook in mijn leven meer ruimte voor God en kan Hij overwinningen geven, zoals hij ook bij Gideon deed. (Richt. 6-8).

Een plaats van verzoening

Enige tijd geleden ben ik opnieuw op zo’n plek gekomen waar God zich op een bijzondere manier aan mij kenbaar gemaakt heeft. Dat was tijdens een leiderstraining van Living Waters. Op een ochtend was er een lezing over het ware vrouwelijke, waarin ook gesproken werd over vrouwenhaat en God liet mij als in een film zien hoe mannen tegenover mij gezondigd hadden. Er waren mannen, die zonden beleden die mannen tegenover vrouwen begaan en God hielp mij om te vergeven op een veel diepere manier dan ik ooit daarvoor gedaan had. Tijdens die conferentie kon ik ook deze stap zetten. Ik werd daarbij ook geholpen door wat er die middag op het programma stond. Er waren vrouwen die zonden beleden die vrouwen tegenover mannen begaan en ik kon belijden dat ik mannen veracht had en ze niet geëerd had om het goede wat God in hen ook aan mij wilde geven. Vervolgens werden mannen en vrouwen uitgenodigd om naar voren te komen, mannen aan de ene kant van het podium, vrouwen aan de andere kant, het kruis midden in. En we werden uitgenodigd om als vrouwen de mannen een zegenbede toe te zingen. Ik vond dat zo moeilijk, maar God had mijn hart bereid gemaakt om het te willen doen, huilend heb ik het gedaan, daarna heb ik van enkele mannen een zegen ontvangen voor het goede wat ik als vrouw aan hen te bieden heb en ik heb enkele mannen mogen zegenen om het goede wat zij mij te bieden hebben. En ik ben ervan overtuigd, dat dit het moment geweest is waarop God heel diep van binnen wonden genezen heeft, waardoor ik ook genezing ontvang met betrekking tot mijn homoseksuele gevoelens. Ik ben er nog lang niet, God is nog lang niet klaar met zijn werk in mij, maar dit is wel een fantastisch begin.

Mijn levensreis met God vertoont veel overeenkomsten met de reis van het volk Israël door de woestijn. Er zijn dagen dat ik met God feest kan vieren in de woestijn, dat ik blij en dankbaar ben. Maar er zijn ook dagen dat ik moedeloos ben, dat ik mij eenzaam en van God verlaten voel, dat ik me weer terug zou willen trekken achter dikke muren van zelfbescherming, dat ik terugval en denk dat alle veranderingen in mijn leven maar ingebeeld waren en er nooit werkelijk iets verandert….

Maar dan mag ik terug gaan naar al die plaatsen waar ik samen met God geweest ben en opnieuw herinnerd worden aan Wie Hij is!